Boekpraat.nl
Henk Hagenberg - mijn beste boeken, samengevat
 

 

 

Nathan Englander
What we talk about when we talk about Anne Frank

© 2012 Nathan Englander; Weidenfeld & Nicholson publishers
207 pagina’s                                           september 2012

  

 
Nathan Englander (1970)  West Hempstead, Long Island, New York.

Bejubelde bundel van 8 korte verhalen van de Joods-  Amerikaanse schrijver Nathan Englander. De verhalen presenteren in een staccato Amerikaans, geestig en laconiek, een scala van vaak Bijbelse dilemma’s over fundamentalisme en geloofsafval, oorlogstrauma’s, antisemitisme en familiegeheimen. Boeiend maar ook grimmig.

In het hoofdverhaal What we talk about when we talk about Anne Frank  gaan Mark en Lauren, een born-again chassidisch Israëlisch echtbaar, twintig jaar geleden geëmigreerd uit Amerika, op bezoek bij Lauren’s hartsjeugdvriendin Deb in Florida. Ze noemen zich nu Yerucham en Shoshana, hebben 10 kinderen en leven strikt volgens orthodoxe regels: zij draagt een pruik, hij een volle baard, zwarte hoed en slaaplokken (peyes of payotte). Lauren en Deb gingen samen naar de Joodse (Yeshiva) school en hebben elkaar weer gevonden via Facebook en Skype. Deb en haar man – de terughoudende verteller van het verhaal – leven seculier en het bezoek loopt aanvankelijk dan ook stroef. Maar met wodka en hash - naar Mark verzekert héél gewoon in Israël -  gaat het soepeler. Deb wil alles weten van Marks ouders, overlevenden van de Holocaust. Dat onderwerp houdt haar obsessief bezig. Lauren herinnert zich nu weer wat Deb vroeger altijd wilde spelen: verbeeld je dat Amerika wordt overgenomen door de nazi’s, wie zou jou dan laten onderduiken?  Met gevaar voor eigen leven? Welke kennis, familielid of zelf echtgenoot? Deb aarzelt niet over haar man. Maar Shoshana laat het in het midden over haar o zo orthodoxe echtgenoot.

Sister hills. Tijdens de Jom Kipoeroorlog van 1973 blijven twee kolonistenvrouwen, Rena en Yehuda, eenzaam achter op twee kale zuster heuvels op de Westbank. De mannen en zoons zijn naar de oorlog. Als de baby van Yehuda een vreselijke koorts krijgt  ‘verkoopt’ ze het kind aan Rena voor een symbolische bedrag, desperaat hopend de dood op een dwaalspoor te brengen. Het kind geneest. Rena’s echtgenoot sneuvelt aan het front. Bovendien worden twee van haar zonen gedood in een latere oorlog en in een onbetekende intifada schermutseling. Yehuda heeft meer geluk: haar  man keert ongedeerd terug uit de oorlog en het echtpaar wordt gezegend met een rij kinderen. De kleine nederzetting op de twee heuvels groeit uit tot een bloeiende voorstad van Jeruzalem. Dan verongelukt ook de laatste zoon van Rena. Prompt eist ze ‘haar’ inmiddels volwassen dochter bij Yehuda op: a deal is a deal. Maar zou dat geen slavernij zijn? In de rabbinale rechtszitting wint het oudtestamentische denken.

In How we avenged the Blums raken Joodse schooljongens in een keurige forensen plaats op Long Island, verwikkeld in een vete met een antisemitisch vechtersbaasje. Als hij de jonge Zvi Blum lafhartig te grazen neemt, wenden kameraden van Zvi zich tot een Russische immigrant annex schoolportier voor praktijklessen in weerbaarheid. Van de televisie weten ze immers dat elke Russische Jood heldhaftig uit de gulag is ontsnapt òf een dappere refusenik is tegen Soviet onderdrukking. De lessen van Boris zijn  inspirerend maar weinig effectief. Onhandige acties leiden tot een klunzig misverstand waarbij de moeder van Zvi geslagen wordt door de antisemische jongen. Dan grijpt een oudere Joodse knaap in. Tot dan heeft hij steeds tot kalmte gemaand. Maar nu breekt hij met één klap de kaak van de vechtersbaas. De kameraden zijn verbijsterd, niemand weet wat te doen.

Everything I Know About My Family on My Mother’s Side is  in korte genummerde notities opgeschreven door de seculiere verteller Nathan. Rode draad is het verlies van zijn grote liefde, een niet Joodse Bosnische vrouw, zijn ‘Bean’.  Is de breuk veroorzaakt doordat zij  werd doodgezwegen door Nathan’s belijdende familie? Of omdat hij, net als de rest van zijn familie, een binnenvetter is, gesloten, twijfelend of hij wat te melden heeft? Een Bosnische achtergrond is bijzonder maar zijn gewone leventje? Maar Bean dringt aan: 'vertel het gewone maar zo goed mogelijk, elke familie heeft verhalen al blijven die vaak onbesproken'.
Nathan herinnert zich hoe zijn grootvader cider maakte. Hoe zijn overgrootvader, in Rusland nog, het geloof afzwoer na een onterechte tuchtiging door de rabbi. Hoe zijn moeder recent hoorde dat het gangbare verhaal in de familie dat een kind gestorven was aan een hersentumor niet klopte; een zwaar verwaarloosde bloedvergiftiging was weggemoffeld onder de mantel der liefde. Hoe een oom die in Holland bij oorlogshandelingen was gesneuveld, later pas nà de oorlog  bleek te zijn gedood: zelfmoord? drank? Hoe een andere oom als kind per ongeluk een kogel door het oor van zijn hond schoot.
Met moeite achterhaalt hij zulke anekdoten. Beeldend en zonder pathos beschrijft Englander (want hier is hij geloof ik autobio) zijn verlangen naar Bean, zijn onvermogen zich kwetsbaar te tonen, zijn gevoel buiten z'n belijdende familie te staan, geen all-American boy te zijn. En ondanks alles onlosmakelijk verbonden te zijn aan zijn Joodse wortels.

Camp Sundown deed me denken aan Roald Dahl: een sterke, dreigende plot, meesterlijk verteld maar onderwerp & dialoog zijn beklemmender. Verteller Josh is het voor de eerste keer directeur van een groot zomerkamp voor gepensioneerden, jarenlang was hij assistent onder Rabbi Himmelman. Waarom is die er overigens niet meer, willen Agnes Brown (76) en Arnie Levine (78) weten. Gaat jullie eigenlijk niets aan, antwoordt Josh, maar er was een probleem met aan de andere kant van het kamp, met kinderen. Arnie begrijpt het meteen en daarmee is dat onderwerp van de baan. Maar ze hebben nog meer op hun lever: Agnes is er van overtuigd dat een van de gasten een ex-nazi kampbewaker is. Josh kan het niet geloven, tè toevallig, waarschijnlijk een falend geheugen. Hij probeert het uit haar hoofd te praten, te sussen, te beloven dat de man geen tweede keer zal mogen komen. Geen succes. De politie neemt het verhaal ook niet serieus. Maar Agnes krijgt medestanders. Ze bijten zich vast in een Bijbels oog om oog en tand om tand. Uiteindelijk wordt de vermeende nazi verdronken al lijkt het op een ongeluk. Zal Josh de daders aangeven of voor hun gericht buigen?

Free Fruit for Young Widows In de 1956 Sinaï oorlog zat soldaat Shimmy Gezer (voorheen Shimon Bibberblatt uit Warschau, Polen)  te eten in een pas veroverd Egyptisch legerkamp. Vier commando’s schoven bij hem aan. Een maat van Shimmy, toen nog gewoon soldaat Tendler kwam er even later ook bij.  Tendler zette zijn kroes thee voorzichtig op tafel, pakte zijn pistool en schoot de 4 commando’s dood. Hij had ze herkend als Egyptenaren. Shimmy was zo verontwaardigd dat Tendler hem met vuistslagen tot bedaren moest brengen.
Tendler is nu professor in Jeruzalem en de markthandelaar Gezer geeft hem, na al die jaren, altijd weer een gratis zak vers fruit. Ook voor oorlogsweduwen is Gezer gul. ‘Waarom?’ zo vraagt de zoon van Shimmy zich af.
Dan vertelt zijn vader hem het verhaal van Tendler. Als enige overlevende van zijn familie van een nazi vernietigingskamp was hij na jaren van onbeschrijvelijke ellende teruggekeerd naar zijn ouderlijk huis. Dat bleek inmiddels bewoond te worden door de voormalige diensbode en haar gezin. Hij werd  liefderijk verwelkomd, vertroeteld, maar hoort ze stiekem fluisteren dat ze alles kunnen verliezen aan hem. Ze moeten hem daarom nog die zelfde nacht  vermoorden. De geharde overleveraar Tendler is echter sneller: hij schiet de familie dood, zelfs de baby. Onder normale omstandigheden een barbaarse daad, geeft Gezer toe aan zijn zoon, maar wellicht begrijpelijk, excusabel in de context van leven en dood? Als zelfbescherming en ‘en oog voor een oog’?  Wie zal het zeggen?