Boekpraat.nl
Henk Hagenberg - mijn beste boeken, samengevat
 

Hella S. Haasse

Het Tuinhuis.
© 2006 Hella S. Haasse
Em. Querid o’s Uitgeverij BV 2008
151 pagina’s (samengevat november 2010)

 

 
Hella S. Haasse, 1918 Zie ook Hella s. Haasse virtueel museum

Een bundel van 7 verhalen,  van 1948 tot 2006. Er mag dan ruim een halve eeuw tussen het oudste en het jongste verhaal  liggen, onveranderlijk is de prachtige mix van eruditie, empathie en instinct voor een goede plot. Het is echt genieten van de spitsvondigheid van de verhalen, het feilloos signaleren van menselijke gevoelens en de superieure elegantie warmee de taal wordt gebruik.  Vaak gebeurt er in de vertellingen iets  wonderlijks, net voorbij het dagelijkse: een nachtmerrie (Tuinhuis), de gevonden oorhanger (Perkara), de afvoerpijp als telefoon (Lidah), de rilling van een gewijde plek (Genius loci), de papavers (Korè). Maar net als in muziek, is het dat magische, dat bovennatuurlijke, dat een werkstuk tot Kunst maakt.

1. Het tuinhuis (1980)
Je komt de verhalen van Hella Haasse altijd terloops in, net als in het echte leven. Mensen en plaatsen worden geïntroduceerd via  losse details.  Zo ook hier. In de eerste regels stap je, beschroomd, de bloeiende herfttuin van moeder binnen. Ze komt al  naar buiten hollen, dikker, onverzorgder en grijzer alweer dan een paar maanden geleden. ‘Goddank, dat  je er bent’, zegt ze hijgend. Ze kijkt naar me alsof ze me wil omhelzen. Onwillekeurig maak ik de afwerende beweging die haar, zolang ik me kan herinneren, altijd in verwijten of zelfs tranen doet uitbarsten’.
Dit alles op pagina één! 
Waarom was het bezoek zo noodzakelijk? Omdat de oudste zoon bij zijn jaarlijkse bliksembezoek een foto had meegenomen van vader met zijn tweede vrouw. Tranen, wanhoop. Wat volgt is een ontroerende schets van een uit elkaar gegroeid echtpaar, een impulsieve, wispelturige vrouw en een bedaarde man. Een gespannen avond vol onbegrip en huilerig zelfbeklag. Een plotseling vermoeden van een lang verjaard  overspel door moeder. De wrevelige maar onlosmakelijke band tussen dochter en moeder.

2. Een perkara (netelige kwestie)(1954)
Vorige week zag ik haar plotseling in de schouwburg, mevrouw van H., die twintig jaar geleden de ‘vriendin’ van mijn vader is geweest.’
Zo begint de ik-persoon, Egbert, zijn relaas over zijn jeugd  in het vooroorlogse Nederlandsch-Indië. Zijn stijve, altijd plichtsgetrouwe vader. De zelfmoord van Olga, een knap nonna’tje die door vader in de steek was gelaten - trouwen met een Indo was ondenkbaar. Later vond vader een frisse Hollandse vrouw maar werd verliefd op Mevrouw van H., donker, verleidelijk en onbereikbaar. Jade oorhangers zijn haar fetisj. Vrienden noemden haar Toetie en zij placht haar veel oudere echtgenoot met Pappie aan te spreken. Pappie speelde graag met kleine katjangs uit de kampong. De relatie tussen Toetie en Egbert’s vader vond hij niet erg...
Als Egbert in de schouwburg een verloren oorhanger van haar terug vindt is dat een excuus voor om nog eens langs te gaan. 
Zo schetst Haasse in nauwelijks 20 bladzijden een ambiance en een plot, qua niveau vergelijkbaar met ‘Van oude mensen, de dingen  die voorbij gaan’ van Couperus.

3. De Lidah boeaja (Aloë vera) (1948)

Hari Kiri; de knieën verbonden om waardig te sterven. Utagawa Kuniyoshi 1797-1861


Twee vriendinnen uit Batavia plegen hun haar te wassen met het sap van de Aloë Vera die op het achterplaatsje groeit van hun Japanse buren. De ingetogen, frêle en volgzame mevrouw Etsu Yamada is getrouwd met een onaangename man die op het punt blijkt te staan haar te verlaten om terug te keren naar Japan met zijn zwangere vriendin. Door een toeval en onwetend doorkruisen de vriendinnen de spionage activiteiten van de Japanner en zijn handlangers. Ten onrechte menen die dat Etsu verraad heeft gepleegd.  Voor haar  is er maar een uitweg: hari kiri. Als de twee vriendinnen die  avond horen dat er in de tuin wordt gegraven  denken ze dat eindelijk de Aloe Vera wordt weggehaald. Midden in de nacht? ‘Die Jappen! Nou, soedah. Laat maar.’

4. Het portret (1965)
Een man sterft met  in zijn handen een foto uit 1915 van een onbekend  echtpaar met twee kinderen. Wie zijn het? Een tuinmansgezin van het buiten van deftige grootouders? En wat moet er gebeuren met  de erfenis, een groot maar verwaarloosd huis? Iedereen blijkt zich het verleden anders te herinneren. Waarom wil de oudste dochter het pand tot een familiehuis maken? Waarom heeft de oudste zoon zijn vader nooit meer willen zien? Waarom waren er officieren in Feldgrau  in de oorlog ingekwartierd in dat grote huis? Het portret bevat het antwoord.

5. Genius loci  (1995)
Ze voelt iets heel  bijzonders over het stuk bosgrond dat ze  gekocht heeft  voor een zomerhuis, maar waarom? Is het  de eenzaamheid? Het gevoel dat het bos iets verbergt? Of komt het door het raadselachtige adres, Le Puits Renaud?  Haar speurtocht leidt naar een middeleeuwse kroniek  over de uitstoting  van een jonge, door melaatsheid getroffen, ridder. En zijn verbanning naar een put in het bos. Naarmate ze meer te weten komt, doorvoelt ze zijn tragische lot. Dan, aan het eind van de zomer, komt er een wonderlijk moment dat zij met hem verenigd wordt in een extatisch liefdeservaring.

6. Een Korè (2006)
Ook in dit verhaal plaatst de schrijfster een  anekdotisch ‘aanjager’ – in dit geval een  verrassende archeologische vondst van een Korè op een Grieks toeristeneilandje – tegen de achtergrond van sluimerend problemen in het ‘schijnbaar steeds harmonisch geordende leven’ van een docentenechtpaar. 

7. Een kruik uit Arelate (2000)
We zijn in de eerst eeuw van onze jaartelling in Arles, toen nog bekend onder de oorspronkelijke Keltisch naanm Arelate. De inmiddels Romeinse stad trekt mensen aan van heinde en verre, alleen het platteland volhardt in de oude leefwijze.  Een Gallisch herdersmeisje, Idho, maakt  de lange tocht naar Arelate om de geliefde van haar zuster te zeggen dat hij een zoon heeft  gekregen en terug moet keren om het kind in het stamverband te doen opnemen.  Ze vindt hem bij de havenwerken, nauwelijks herkenbaar, gladgeschoren en gekleed naar Romeinse trant. Hij wil niet terug. Zijn toekomst ligt in Arelate, bij de Romeinen.  Ten afscheid geeft hij haar een nieuw model amfora. Om zijn trouweloosheid af te kopen? Om het dode kind in te begraven? De potscherven in het museum van Arles zwijgen.