Boekpraat.nl
Henk Hagenberg - mijn beste boeken, samengevat
 

Stefan Zweig

Schaaknovelle Schachnovelle
©1942 Buenos Aires Vertaling Ernst van Altena 1988 
79 pagina’s                                                          april 2008        

 

Stefan Zweig

‘Op het grote passagiersschip dat te middernacht van New York naar Buenos Aires zou afvaren, heerst de gebruikelijke drukte en beweging van de laatste uren’.
Een dergelijk openingszin zegt het al: dat wordt een lekker verhaal waar je meteen in zit à la Poe, Canon Doyle of Georges Simenon. De verteller, de ik-persoon, is Zweig zelf. Op het schip arriveert een bijzondere gast, de jonge wereldkampioen schaken Mirko Szentovic. Een talent op het niveau Aljechin, Capablanca of Lasker. Buiten het schaken echter een onontwikkelde, woordkarige Slavische dorpsjongen, bot, argwanend en gesloten. Zweig moet een list bedenken om in contact te komen. Hij brengt wat schaakliefhebbers bij elkaar, waaronder een potige en rijke mijningenieur McConnor, voor een paar wedstrijden. Als Szentovic in het voorbijgaan onwillekeurig een meewarige blik werpt op het spel van McConnor, daagt deze hem onbesuisd uit tot een partij. Szentovic neemt dat aan, uiteraard tegen een stevig honorarium..
De volgende dag loopt de partij zoals te verwachten was: Szentovic veegt de amateur kansloos van het bord. Maar als McConnor bij de tweede partij na lang denken een beslissende zet wil zetten fluistert een vreemdeling:
‘Wanneer u nu een dame haalt, slaat hij die onmiddellijk met de loper op c1, die slaat u dan met het paard terug. Maar ondertussen gaat hij met zijn vrije pion naar d7, bedreigt uw toren en ook wanneer u hem dan met het paard schaak zet, verliest u en bent u met 9 of 10 zetten verslagen’.
Iemand die het spel zo doorziet moet wel een topper zijn. En inderdaad als McConnor het spel verder speelt op aanwijzingen van de vreemdeling wordt - hosanna!- Szentovic gedwongen tot remise. Maar van nòg een partij wil de vreemdeling pertinent niets weten, hij zegt dat hij al 25 jaar niet achter een schaakbord gezeten heeft en hij excuseert zich dat hij zich met de partij heeft bemoeid. Wat zit daar achter? 

Het geheim van Dr. B.
De vreemdeling is een Oostenrijker en dus gaat Zweig als landgenoot uit op onderzoek. Dr. B. blijkt te stammen uit een oude, gerespecteerde Weense familie. Als financieel vertrouwensman van hoge Oostenrijkse adel is hij direct na de Anschluss door de Gestapo gevangen gezet in een isoleercel. Hij kwam terecht kwam in een limbo – een tafel, bed, raam en waskom - met verder niets te zien, te horen of te doen. Na enkele maanden was hij kapot, bereid om welk geheim dan ook op te biechten, maar toen, op weg naar het zoveelste verhoor, slaagde hij er in een boekje pikken. Tot zijn teleurstelling een schaakboekje met 150 meester-partijen. Maar bij gebrek aan beter maakte hij zich in de loop van de volgende maanden de

Curd Jurgens als
Dr. B in de film van Gerd Oswald uit 1960

partijen vertrouwd en slaagde er zelfs in ze blind na te spelen. Toen dat routine werd ging hij naar de volgende en gewaagdere fase om tegen zichzelf te spelen. Dat is als over je eigen schaduw springen. Wit tegen zwart, zwart tegen wit, het werd manisch. Hij hield op met eten maar had wel een vreselijke dorst. Uiteindelijk kwam hij in de ziekenboeg terecht, zwaar overspannen en met een bloedende hand opgelopen bij een vluchtpoging tijdens een verhoor. De arts wist hem vrij te krijgen - mede omdat de Gestapo Dr. B. niet meer nodig had - maar waarschuwde voor het risico van een nieuwe aanval van ‘schaakvergiftiging’ als hij weer achter een schaakbord plaats zou nemen. Maar nu, op aandringen van Zweig, wilde hij nog één keer proberen. 

De laatste partij
De volgende dag speelde Szentovic als routinier, onbewogen, geconcentreerd, strak op het schaakbord gericht. Dr. B. was ontspannen, speelde snel en leek elke zet van zijn opponent voorzien te hebben. Naarmate de partij vorderde verlengde Szentovic zijn bedenktijd. Dr. B. reageerde daarop nerveus, draaide op zijn stoel, rookte onophoudelijk en dronk het ene glas water na het andere.
Bij de 42ste zet moest Szentovic lang nadenken. Toen gebeurde het ongelofelijke: Szentovic capituleerde en vroeg vervolgens afgemeten: ‘Nog een partij?
Zonder aarzelen ging Dr. B. daar op in. Nu speelde Szentovic, als geslepen professional, uitgesproken langzaam, zelfs vanaf de eerste zet. Dr. B. werd steeds onrustiger, maakte kribbige opmerkingen, trommelde op de tafel en begon, terwijl Szentovic traag zat te denken, onverstaanbaar te mompelen. Hij leek bezig te zijn met andere, imaginaire partijen. Plotseling bij de negentiende zet riep hij: ‘Schaak! De koning staat schaak!’

De ontknoping:
Dr. B vliegt Szentovic aan

Met valse bescheidenheid merkte Szentovic op dat hij in het geheel geen schaak zag. Dr. B. raakte in verwarring, de stelling van Szentovic zou niet kloppen, er waren verkeerde zetten gedaan….
Zweig kneep hem krachtig in de arm en toen drong het tot Dr. B. door wat er was gebeurd. Hij kreeg zijn gewone stem terug en excuseerde zich. McConnor was ontgoocheld. Szentovic zei grootmoedig:
‘Jammer! Voor een dilettant is deze heer eigenlijk uitzonderlijk begaafd’. 

Zie ook: Stefan Zweig 'De wereld van gisteren'