Boekpraat.nl
Henk Hagenberg - mijn beste boeken, samengevat
 

 

Winfried Georg Sebald

De kringen van Saturnus; een Engelse pelgrimage
Die Ringe von Saturn. Eine englische Wallfahrt
©1995 Uitgever De Bezige Bij 2007
296 pagina’s           (samengevat juli 08)

 

 
 W.G. (Max) Sebald

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Robert Watson-Watt
(1892-1973) uitvinder van radar
 Suffolk, het land van Thomas Browne

In augustus 1995 maakt de Duitse schrijver Max Sebald (1944-2001) die al vanaf 1960 in het Engelse Norwich werkte als hoogleraar letterkunde, een voettocht langs de kust van Suffolk. Het is het

Thomas Browne (1605-1682)

meest oostelijke punt van Engeland, 200 km. ten noorden van Londen, een licht golvende, nogal vergeten streek, maar Sebald ziet overal verbindingen met de Europese cultuur en geschiedenis. Dat begint al als hij op zoek gaat naar de schedel van Thomas Browne, een exemplarische zeventiende eeuwse arts en natuuronderzoeker met een kritische geest maar een man die gelijktijdig  een kwalijke rol kon spelen in een heksenproces. Browne publiceerde over religie, grafurnen uit de bronstijd, quincunx patronen in de natuur, de filosofie van Plato en nog veel meer. In zijn nagelaten werk bevindt zich de catalogus van een fantasie bibliotheek annex rariteitenkabinet die getuigt van een ongelofelijke leergierigheid. Sebald zegt het niet met zoveel woorden maar zijn boek is duidelijk een hommage aan Browne. 

Bombenkrieg, haringvangst en Sole Bay
De eigenlijke voettocht begint met het tracé Norwich- Lowestoft. Hier, in East Anglia werden in 1940 ruim 60 vliegvelden aangelegd voor de ‘Bombenkrieg’ waar Sebald een korte beschrijving aan wijdt. (Dus jaren vòòr Der Brand van Jörg Friedrich!)
Lowestoft zelf is een uitgewoonde plaats, troosteloos.

 Lowestoft omstreeks 1920

Er is geen spoor van de ooit elegante badplaats en de vroegere visserij welvaart. Sebald schrijft: 'het analfabetisme heeft al een kwart van de bevolking in zijn greep, en het einde van de gestaag voortschrijdende verpaupering is nergens in zicht’ Hij staat stil bij de ooit overdadige haringvangsten, de huidige overbevissing en de vergiftiging van Doggerbank met zware metalen. Lowestoft noopt ook tot gedachten over de onbesliste Battle of Sole Bay van 1672 met de Hollanders, de vernietiging van mensen, metalen en bossen door de oorlog, de nauwe banden met de Verenigde Provinciën in die tijd en de vraag of Thomas Browne als Leidse medicijnenstudent aanwezig was bij de door Rembrandt vereeuwigde anatomische lessen van Dr. Nicolaes Tulp.
Zo associeert Sebald erudiet en moeiteloos. Je moet af en toe googelen om alles te kunnen volgen. Zijn taal is messcherp, bij voorbeeld araucaria, scheerlingbeker en cherry-coke in plaats van slangeboom, gifbeker en frisdrank. De zinnen zijn lang en prachtig gecomponeerd.  Sebald verluchtigt het verhaal met korrelige zwart/wit foto’s en oude illustraties die net zo evocatief en onmisbaar zijn als de houtsneden bij Jules Verne.  

Concentratiekamp Jasenovac
De volgende halteplaats is Southwold en de daar gevestigde kleine Sailors’ Reading Room.

Speciaal voor Ustasha gemaakt keelafsnijmes 

Er ligt een oud gedenkboek van de Daily Express met een fotografische geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog: de aanslag van Gravilo Prinzip, de met bloed doordrenkte uniformjas van Frans Ferdinand, de Vlaamse slagvelden, Gallipoli. Ook is er een weekendeditie van de Independent met een lang artikel over de gruweldaden in de tweede Wereldoorlog van de Kroatische Ustasha die, in de rug gesteund door de Wehrmacht en in de ziel door de katholieke kerk, in concentratiekampen als Jasenovac 700.000 Serviërs, Joden en Bosniërs gruwelijk vermoordden. Maar wie in West Europa kent Jasenovic? En wie begrijpt er dus iets van de diepe haat tussen Kroaten en Serviers?

Kolonialisme, Kongo en China

Roger Casement (1864-1916)

Een ander onbekend, tragisch verhaal gaat over de Engelse diplomaat Roger Casement die in 1903 de schanddaden van de zogenaamde ontsluiting van de Kongo door de Belgen in de openbaarheid bracht, daarvoor als een Don Quichotte werd afgeserveerd en ten slotte, voor zijn rol in de Ierse vrijheidsstrijd, tot de strop veroordeeld werd. Joseph Conrad, de tot Engelsman genaturaliseerde Pool die zijn ervaringen in de Kongo verwerkte in Heart of Darkness, noemde Casement de enige rechtschapen figuur die hij daar ontmoet had.

Even ten zuiden van Southwold ligt over de rivier de Blyth een smalle spoorbrug wellicht ooit bedoeld voor een treintje voor een van de laatste keizers van China. Sebald verhaalt over de Frans-Engelse gewapende handelscampagnes in China van 1860 die het land knechtten onder het excuus van vrijheid voor zending en handel (lees: opium en Lancashire katoentjes), de onverzettelijke machtsrituelen van de Keizerin-Weduwe Tz’u-hsi die elke rechtmatige kroonpretendent uit de weg wist te ruimen, de ongelofelijke verwaarlozing, honger en stagnatie van het land tot haar dood in 1908. Inderdaad, zegt Sebald, de geschiedenis van het kolonialisme is nog grotendeels ongeschreven

Tate Britain, 1897

Kolonialisme en suiker
In de bar van het Crown Hotel in Southwold ontmoet de schrijver de Nederlandse agrarische ondernemer Cornelis de Jong. Die is daar om een groot stuk land te kopen. De Jong is opgegroeid op een suikerplantage bij Soerabaja. Hij wijst op de historische relatie tussen het grote geld van suiker en de kunst zoals bij het Mauritshuis en de Tate Gallery. Een van de probaatste middelen om het kapitaal van een slaveneconomie te legitimeren – kapitaal dat ook nu nog in omloop is, rente draagt en groeit - is van oudsher het bevorderen van kunst.   

Hunting parties en radar
Iets meer naar het zuiden ligt Orford. In de Victoriaanse tijd een enorme, specifiek voor de jacht leeggemaakte vlakte waar uit opulente landhuizen grootscheepse hunting parties werden georganiseerd soms met een buit van soms 6000 fazanten op één dag plus vele hazen en de konijnen. In die tijd werd ook gefantaseerd over een soort gemeenschap van het Noordelijke ras. De Duitse Hohenzollerns waren graag geziene (bad)gasten. Het liep natuurlijk anders. Na de invoering van de inkomstenbelasting werden de landhuizen veranderd in ziekenhuis, internaat of opvangcentrum voor vluchtelingen uit het Derde Rijk. Een van de allergrootste, Bawdsey Hall, kreeg een geheime militaire bestemming. Hier werd onder leiding van Robert Watson-Watt in 1935 de radar ontwikkeld die in de Slag om Engeland zo’n vitale rol zou spelen.

Vicomte de Chateaubriand
Wat meer terug naar het Noorden ligt het plaatsje Bungay waar de jonge vicomte Chateaubriand in 1795, als émigré voor de Franse Revolutie, een gastvrij onthaal vond bij het gezin van Reverend Ives en meer in het bijzonder bij de lieftallige dochter Charlotte. De ontluikende liefde moest echter afgebroken worden omdat Chateaubriand formeel al getrouwd was in Frankrijk. Jaren later, in 1822, als hij Frans Ambassadeur in London is, ontmoet hij Charlotte nogmaals. Ze is inmiddels weduwe met twee volwassen zonen. De ontmoeting is ontroerend. De jeugdliefde blijkt nog sterker te zijn dan hij zelf gevoeld of vermoed had, vermeldt hij in zijn dagboek. Chateaubriand beschrijft de liefde voor Charlotte met dezelfde intensiteit als Goethe in ‘Die Leiden’ voor Lotte. Sebald citeert Chateaubriand uitvoerig en laat ons zo kennismaken met een levendige, avontuurlijke schrijver die buiten Frankrijk wat minder bekend is.

Engelse parktuinen
Het park van Ditchingham Hall is een toonbeeld van de Emparkment die in de tweede helft van de 18e eeuw in zwang kwam met als ideaal een vrij uitzicht op de onbegrensde, idyllische natuur. Bebouwingen, wegen, soms hele dorpen moesten wijken. Heuvels werden opgeworpen of afgegraven. Bomen en stukken bos werden gekapt voor zover niet pasten in zorgvuldig bedachte landschapcomposities. Omheiningen werden verzonken in diepe singels (bekend als ha-ha’s) die duizenden manuren graven vergden. De aanleg duurde twintig of dertig jaar, de resultaten waren schitterend. Hoe droevig dan, zo memoreert Sebald, dat ook hier geen sprake was van eeuwigheid. In de 1975 werd Engeland getroffen door een vernietigende iepziekte. Pal daarop volgden jaren van droogte. En in oktober1987 velde een voor deze streken ongekende orkaan meer dan 14 miljoen bomen. (Ik was toen op bezoek bij mijn moeder in  Hastings en ik herinner mij het troosteloze beeld van bossen die als graanvelden waren geplet)

Zijdecultuur, Nazi’s en epiloog
De voettocht eindigt in Norwich met een beschrijving van de geschiedenis van de lokale zijdemanufactuur en van de zijdecultuur in Europa in het algemeen. Daar is het beroemde verhaal van de twee Perzische kooplieden die zijderupsen in holle wandelstokken uit China smokkelden naar Byzantium. Dan, duizend jaar later, de verbreiding van de zijdeteelt naar Engeland met Norwich als centrum door de emigratie van 50.000 (!) Hugenoten. Interessant is de beschrijving hoe de zijdeteelt in Duitsland in de 18e eeuw mislukte door staatsdwang en bureaucratie. Na een remissie van meer dan honderd jaar wordt de zaak daar echter weer opgepakt. En, zo schrijft Sebald droog, ‘nu met de grondigheid die de Duitse fascisten bij alles wat ze nastreefden eigen was’. Volgens een professor Lange moest de kweek van zijderupsen bevorderd worden op scholen om pupillen alles te leren over de domesticatie en mutaties van insectenlichamen en over de basismaatregelen om degeneratie van het ras te voorkomen (toetsing, selectie, uitroeiing) zoals die ook bij het menselijk teeltwerk noodzakelijk zijn. 

Bij deze laatste aantekeningen kijkt Sebald nog één keer terug ‘op onze bijna uitsluitend uit calamiteiten bestaande geschiedenis, en bedenkt dat vroeger het dragen van zwarte zijde als enig passende uiting van rouw werd beschouwd’. Thomas Browne, als zoon van een zijdehandelaar, wist daar alles van.

Voor prachige site over Max Sebald en zijn werk: http://www.wgsebald.de/home.html

 

 

 

 Suffolk-Norfolk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bawdsey Hall manor 1920

 

Francois-René Vicomte de Chateaubriand (1768-1848) door Anne-Louis Girodet, 1811