Boekpraat.nl
Henk Hagenberg - mijn beste boeken, samengevat
 

 

W. G. Sebald

Duizelingen (Schwindel.Gefühle)
Vertaling 2008 Ria van Hengel
Uitgever: 1990 Eichborn, Nederland 2008 De Bezige Bij
207 pagina’s    (samengevat oktober 2008)

 
W.G. Max Sebald (1944 Wertach, Allgäu - 2001 Norfolk, Engeland); foto door Jan Peter Tripp

 

In de Duitse titel van Sebalds debuutroman zit iets meer van ‘rommel, fantasie, gevoelens’ en dat dekt de inhoud beter. Tommy Wieringa (Joe Speedboat) schrijft op de flap: “De wereld volgens Sebald is een verzameling losse eindjes die er op wachten door hem aan elkaar geknoopt te worden.” Dat knopen gebeurt hier in 4 bedrijven:

1. Beyle of het merkwaerdige factum van de liefde
1800: Napoleon trekt over de Alpen. Henri Beyle, toen 17 jaar, doet enthousiast mee na een verafschuwde opvoeding: burgerlijk en meisjesachtig. Na de Alpen volgen overweldigende belevenissen: zijn eerste Italiaanse stad, Ivrea, zijn eerste opera ‘Il matrimono segreto’ van Cimarosa, zijn benoeming tot luitenant met een prachtig, masculien uniform en de eerste ‘donna cattiva’. Elf jaar later in Milaan heeft hij slapeloze nachten en duizelingen over een ongelukkige liefde en de plotselinge, geheimzinnige dood van Cimarosa. Of komt het door zijn met kwik en kaliumpoeder behandelde venerische ziekte?
In 1813 op de terugtocht uit Rusland beklimt hij de Schneekopf in Thüringen. (Een tafereel dat onweerstaanbaar doet denken aan Caspar Friedrich’s ‘Wandelaar boven een zee van wolken’)

Met ‘De l’amour’ heeft Stendhal in 1820 zijn eerste literaire succes. Object van liefde in het boek is Madame Gherardi, alias La Ghita’ waarschijnlijk een montage van Stendals verschillende vriendinnen. Met haar maakt hij een reis naar het Gardameer en ervaart daar sterk de emotie van schoonheid en eenzaamheid, zo tekenend voor de Romantiek. Maar hoe graag hij ook wil, zelfs met deze vrouw, en dus met alle vrouwen, krijgt hij geen zielsverwantschap. Het zal wel nooit lukken. Van 1829 tot 1842 schrijft hij zijn - door Sebald zeer bewonderde - romans, uitputtend werk, voortdurend geplaagd door syfilis en door toxische middelen veroorzaakte duizelingen. In 1842 valt hij dood neer op straat in Parijs, vlak bij de Madeleine.

2. All’estero (alles goed)
In oktober 1980 maakt Sebald, hij woont dan 25 jaar in Engeland, met een oude vriend een uitstapje naar de Weense voorstad Klosterneuburg. (Sebalds tweede literaire held Kafka was daar naar toe verhuisd in 1924.) Vervolgens gaat de reis naar Venetië. Het Dogenpaleis doet Sebald denken, mede ingegeven door een reisverslag van Grillparzer, aan een vervaarlijke krokodil, alle macht en machtsmisbruik in één gebouw. Alleen een onverschrokken avonturier als Casanova kon daar aan kon ontsnappen zoals opgetekend in zijn memoires. Na Venetië volgt een bezoek aan Verona en meer in het bijzonder aan Pisanello’s fresco in de Chiesa Sant’Anastasia. Sebald beschrijft het prachtig: een scherpzinnig kunsthistorisch commentaar omlijst met een weemoedige beschrijving van de oude, bijna ‘afgestorven’ kosteres van de kerk.

3. Dr. K. gaat naar Riva

Franz Kafka 1883-1924

In 1913 is Dr. K. (zo noemt Sebald Kafka) als secretaris van de Praagse Verzekeringsmaatschappij voor Arbeiders, op weg naar een congres in Wenen. Hij logeert in het hotel waar Grillparzer placht te komen. Het is allemaal te druk. Dr. K. wordt geplaagd door claustrofobie en ontsnapt via Triëst naar Venetië. Hij schrijft Felice wanhopig te zijn. (Sebald vertelt niet dat dit Kafka’s toenmalige verloofde was…de lezer mag zelf ook wel wat doen!) Bezoek aan Dogenpaleis: de kerkers doen Kafka denken aan processen en uitzichtloosheid. Hij reist door naar Desenzano aan het Gardameer, naar een watergeneeskundig sanatorium. Felice krijgt weer te horen dat hij zich eenzaam voelt en ‘ziek in alle windstreken’. Dr. K. ontmoet een jong Zwitsers meisje maar houdt haar krampachtig op een afstand. Een medepatiënt, een oude generaal, schiet zichzelf dood. Sebald citeert uit brieven van Kafka met gedachten over de verschrikkingen van de liefde en met hinten naar homoseksualiteit.

4. Il ritorno in patria (naar gelijknamige opera van Monteverdi)
Sebald wil zijn geboortedorp Wertach bezoeken na zijn jarenlange verblijf in Engeland. Bij een brug naar het dorp was er vroeger altijd een zigeunerkamp; het doet Sebald denken aan het keurig verzorgde fotoalbum van zijn vader over de ‘Polenfeldzug’ met o.m. een opname van een zigeunerin achter prikkeldraad. Na  dertig jaar is het dorp sterk veranderd, alles is nieuw in een neo-Duitse alpen stijl. Dat geldt ook voor de herberg Engelwirt waar de familie Sebald op de bovenverdieping woonde. In de grote zaal werden toneelstukken uitgevoerd, zoals ‘De rovers’ van Schiller. Hij herinnert zich de geur van de gelagkamer, de dronken boeren en houtkakkers en de jager uit  het Zwarte Woud met zijn teckel Waldmann. Als kind was Sebald maandenlang ernstig ziek. (à la Bernhard Schlink in De Voorlezer).  De vele wandelingen die hij daarna maakte met zijn dierbare grootvader gaat hij nu nalopen, op zoek naar goede herinneringen. Dat valt tegen: het verleden is verdwenen. Na enkele weken keert hij terug naar Londen. Daar gaat hij naar in de National Gallery Pisanello’s St. Georg bekijken met die flamboyante hoed, geheel in de stijl van de Herfsttij der Middeleeuwen. Van de National Gallery loopt hij terug naar Liverpool Station. Hij snuift de zoetig, stoffige geur op van de ondergrondse wereld. Buddleia’s bloeien ondanks alles in nissen van de tunnelbuizen. Hij reist weer naar het zijn woonplaats in Norwich. Het boek eindigt met een verslag van Samuel Pepys’ verslag van de grote brand in Londen van 1666. En met een mysterieuze vermelding van het jaartal ‘2013’ als laatste woord.

 

 

Henri Beyle (Stendhal)
(1783-1842)
 
Wandelaar boven de bergen, 1818; Caspar David Friedrich (1774-1840)

 

 

 

 

 

 

 

    

 

 H.Maria verschijnt aan St. Antonius (let op klokje en varken) en St. George, London, National Gallery. Pisanello (1395-1455)