Boekpraat.nl
Henk Hagenberg - mijn beste boeken, samengevat
 

 

Nelleke Noordervliet
De leeuw en zijn hemd
© Nelleke Noordervliet
Stichting CPNB tgv. Boekenweek 2013
Productie Uitgeverij Atlas Contact
63 pagina’s                                                augustus 2013

 

 

 

  

 

 Nelleke Noordervliet (1945 Rotterdam) Ned. schrijfster van romans (o.a. Tine, de vrouw van Multatuli en Pelican Bay) en historisch werk o.m. voor het Rijksmuseum: Nederland in de Gouden Eeuw  en Op de zeef van de tijd.


In dit geweldig leuke essay ‘interviewt’  Nelleke Noordervliet interessante Nederlanders uit de historie over hun Nederlanderschap.
Wat wordt daarmee bedoeld? 
Een identiteit gebaseerd op een gemeenschappelijke taal, cultuur en reeks van ervaringen binnen een bepaald grondgebied.
De Noordelijke Nederlanden zijn sinds 1581 (Plakkaat van de Verlatinghe) min of meer per ongeluk als zelfstandige eenheid georganiseerd. Sedertdien heeft de natie zich kunnen ontwikkelen. Over het resultaat werd en wordt veel gediscussieerd, met name in perioden van woeling en verandering. In onze tijd zijn globalisering, immigratie en de macht c.q. crisis van Europa prikkels tot navelstaren: wie zijn wij en waar gaan we heen?

Nelleke begint in de Gouden Eeuw. Hoe dacht men toen over het land? Een goed geregelde, praktische republiek werd belangrijk geacht. Regenten waren fel anti-monarchistisch: geen kostbare dwingelandij à la Habsburg en vooral geen politiek of religieus gemotiveerde handelsbelemmeringen. Dit recept was lange tijd succesvol binnen een bepaald Europees machtsevenwicht: een verzwakkend Spanje, wisselende relaties tussen Engeland en Frankrijk, een verkruimeld Duitsland. 
Erg nationaal dacht men in de 17
e nog niet, dat kwam pas later, met de Romantiek. Het leven was kort en ongewis, vol ziekten en ongelukken. Bouwen kon men alleen op Gods voorzienigheid, het gezag van man over vrouw en de vanzelfsprekendheid van Christelijke superioriteit  en zwarte slavernij.
Het was een wezenlijke andere denkwereld met nog sterke magische trekjes. Voor ons eigenlijk niet meer relevant.  

Eind 18e eeuw. Tijd van Revolutie. Amerikaanse onafhankelijkheid 1776. Onrust in Frankrijk. Ook Holland wordt wakker geschud. Schaamte over onze verkwanselde glorie. Een revival van de Gouden Eeuw zat er niet in, dat was te hoog gegrepen. Maar wel konden rechtgeaarde Patriotten zich spiegelen aan het (verbeelde) verzet van de Batavieren tegen de Romeinen. De Bataafse republiek van 1795 beloofde een nieuw ochtendgloren van Vrijheid en Rede. Het concept van de vrijheid van meningsuiting, als voorwaarde voor een enigszins democratisch gezag, stamt uit die tijd. Het werd na de nederlaag van Napoleon verankerd in de constitutie van het Nederlandse Koninkrijk van 1815.
Van het Bataafse revolutionaire elan was toen echter weinig meer over: Holland wilde vastigheid.

Eind 19e eeuw. Overal in Europa heerst een Zeitgeist van agressief chauvinisme en opgeblazen zelfvertrouwen. De white man’s burden rechtvaardigt koloniale onderdrukking. Dichters als Tollens en Verweij rijmelen dat Holland andere naties voorgaat in wilskracht en mededogen. Wilhelmina stuurt een oorlogsbodem naar Zuid Afrika uit solidariteit met de Vaderlandse Stam. Maar het is ook de tijd van verlichte ondernemers als Van Beuningen, Deterding, Philips, Van de Bergh. En van grote initiatieven als de Nieuwe Waterweg, het Noordzeekanaal en het Rijksmuseum. Ja, men meent de Gouden Eeuw overvleugeld te hebben.  Maar die illusie wordt doorgeprikt in 1914

Rond 1950 wordt het kloeke gidsland imago volgehouden: trots op het verzet tegen de Duitse bezetter: zie het standbeeld van de Dokwerker. De militaire inzet in Nederlands-Indië wordt eufemistisch als politioneel betiteld.

In de jaren ’60 volgt een drastische bijstelling van de onschuld.
Presser’s  Ondergang over de verdelging van het Nederlandse Jodendom, documenteert de wijdverbreide collaboratie. 
De bezetting van Lou de Jong maakt duidelijk dat er meer foute Oostfrontstrijders waren dan verzetsmensen.  
De Excessennota van Cees Fasseur uit 1969 schetst een onprettig  beeld  van onze jongens in ‘ons’ Indië van 1946-1950.
In latere jaren volgen publicaties over slavernij en ambtelijke botheid jegens overlevenden uit de Nazi-kampen.

Natuurlijk, bijstellingen van het collectief geheugen moeten per definitie concurreren met majeure,  actuele ontwikkelingen. Denk aan provo, Parijs ’68, de Beatles, de val van de muur in 1989, islamitische gastarbeiders,  secularisatie, televisie, toenemende  Europese  invloed etc.

En nu? Wat is de conclusie? We hebben eigenlijk geen contact meer met een ver verleden of het moest zijn dat we ons schamen voor fouten en onszelf  successen niet meer toerekenen. De befaamde historicus Johan Huizinga schreef in Neerland’s geestesmerk (1934) over onze nuchterheid, zindelijkheid in denken en doen, respect voor gezag en autoriteit, tolerantie.
Nelleke gaat bij hem te rade en vraagt hoe hij daar nu over denkt, nog steeds zo positief?
Huizinga antwoordt dat we naar zijn mening onveranderd een land van de gulden middenweg zijn. Saai misschien, maar betrouwbaar. Het is aangenaam leven in Holland en de cijfers bewijzen het. Nederlanders zijn kritisch over de samenleving, maar content met hun eigen leven.
Nelleke vraag: hoe kunnen we functioneren in een federatief Europa, moeten we onze fouten erkennen, het Nederlanderschap opnieuw uitvinden?
Bescheidenheid, zegt hij, dient ons motto te zijn, zelfbewuste bescheidenheid en soberheid. Hartstochtelijke nuchterheid. En een vleugje ironie, daarmee komen we er wel.

 

Joan Derk van der Capellen tot den Pol
1741-1784
Edelman en politie vernieuwer. Als bewonderaar van de Amerikaanse revolutie van 1776, keerde hij zich bekwaam  tegen regenteske en stadhouderlijke  vriendjes-en achterkamertjespolitiek, en verouderde herendiensten.
Zijn anonieme pamflet ‘Aan het vol van Nederland’ van 1781 was klaroenstoot  voor de Patriottenbeweging en sloeg brug tussen  volk en politiek. Hij werd een rolmodel voor Pim Fortuyn.